Ruimtelijke ontwikkeling
De invoeringsdatum van de Omgevingswet is bekend. Op 1 januari 2024 treedt de wet in werking en gaat de organisatie hiermee werken. De afgelopen jaren lag de focus van de implementatie gelegen op de minimale acties. Deze worden voor de invoeringsdatum afgerond.
Een aantal grote opgaven die samenhangen met de komst van de Omgevingswet, zoals het opstellen van een integrale, gebiedsdekkende Omgevingsvisie en een Omgevingsplan, zullen doorgaan na de datum inwerkingtreding. Gelet op de complexiteit van het Omgevingsplan geldt daarvoor zelf een transitieperiode tot 2029. In Nissewaard heeft de raad een plan vastgesteld waarin is uitgewerkt hoe we dit gaan oppakken.
De Omgevingswet is echter geen op zichzelf staand doel maar biedt een instrumentarium om aan de slag te gaan met grote uitdagingen die op ons afkomen, zoals de energietransitie, woningmarktcrisis, de opgaven in het landelijk gebied, enzovoort. Het daadwerkelijk werken met het nieuwe instrumentarium in de beleidscyclus (Omgevingsvisie, Omgevingsprogramma, Omgevingsplan, Omgevingsvergunning) zal pas van start gaan na de inwerkingtreding van de wet. Dat vraagt zowel van de gemeenteraad, het college maar ook van de ambtelijke organisatie een flexibele houding omdat het echt gaat om een nieuwe manier van werken. De koppeling met de dienstverlening aan inwoners en bedrijven wordt daarbij steeds belangrijker.
De structurele financiële effecten van de Omgevingswet zijn nog steeds onzeker. Deze hangen immers af van de wijze waarop wij als decentrale overheid gebruik maken van de extra ruimte en keuzemogelijkheden die de Omgevingswet biedt. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de beslissing om al dan niet ‘flitsvergunningen’ in te voeren of bepaalde zaken vergunningvrij te maken. Dit betekent dat de implementatie van de wet niet per 1 januari 2024 voltooid is, maar de daadwerkelijke implementatie dan pas begint.
Maar niet alleen de instrumentele benadering vraagt de komende jaren onze aandacht. Ook zetten wij ons in om met de cultuuromslag aan de gang te gaan. Bij de verdere doorontwikkeling van de Omgevingstafel kijken wij naar nieuwe initiatieven, passend binnen de ambities van de Omgevingsvisie (vaststelling in 2024), vanuit een ja-mits gedachte en zetten wij erop in de randvoorwaarden al vroegtijdig in het proces in te brengen in de dialoog. Maar wij leggen ook een verantwoordelijkheid bij initiatiefnemers, doordat zij zelf gelegenheid moeten bieden voor participatie, binnen de kaders van het vastgestelde beleid.
Het ontwikkelperspectief Nn2040 benoemd de kansen op het fysieke, sociale, economische en infrastructurele vlak. Het vertalen van deze kansen naar een ruimtelijke opgave vindt plaats in het ontwikkelraamwerk en in de wijkatlassen. Deze werkdocumenten zijn nodig om weloverwogen keuzen te maken van wat waar moet gebeuren om tot een schokbestendig Nissewaard te komen. Niet de ontwikkelplot staat meer centraal, maar de stad staat centraal. Hierdoor zijn we in staat om niet alleen reactief maar ook proactief een ontwikkeling tot stand te brengen. Dus actief (markt)partijen benaderen om een gewenste ontwikkeling tot stand te brengen. Dit vraagt om een integrale benadering van de fysieke leefomgeving waarbij wij ook vroegtijdig de samenleving betrekken bij ontwikkelingen in hun directe omgeving en het sluit aan op de manier waarop we gaan werken met de Omgevingswet.
Aanvullend op het ontwikkelperspectief Nissewaard naar 2040 is gewerkt aan een ontwikkelperspectief Kleine Kernen. Het ontwikkelperspectief Nissewaard naar 2040 richt zich met name op de manier waarop de kleine kernen een bijdragen kunnen leveren aan de opgaven in het stedelijk gebied. Complexe ruimtelijke ontwikkelingen in de kleine kernen worden - met gebruik van de kennis en kunde vanuit Nissewaard naar 2040 - integraal en gebiedsgericht opgepakt. Het ontwikkelperspectief Nissewaard naar 2040 en het ontwikkelperspectief kleine kernen vormen gezamenlijk een basis voor de Omgevingsvisie.